
‘Alcohol is dus eigenlijk helemaal niet gemaakt voor dagelijks gebruik’
Mijn ervaring met drugs is erg divers. Dat begon al bij mijn eerste biertje. Ik groeide op in Brabant, in Os. Die plek heeft een reputatie. Enerzijds die van de SP, en anderzijds die van criminaliteit. Er waren zelfs bendes. Drank was hierdoor geen uitzondering, er werd flink gepartied. Maar drugs deed eigenlijk niemand echt. Toen ik in de journalistiek belandde, leerde ik pas echt wat drinken was. Als je mee wilde tellen, moest je zuipen. Drank en sterke verhalen paste immers bij het vak. Journalisten kenden elkaar allemaal, ze vertelden dan ook veel aan elkaar door. Soms was er een nieuwtje wat allang bekend was onder de journalisten, dat pas veel later bekend werd. Het was een soort netwerk.
Toen een tal van familieleden achter elkaar overleed, waaronder mijn oudere broer en mijn zusje, ben ik echt gaan drinken. Ik heb het toen op een zuipen gezet en alles aan mijn vrouw gegeven. Ik had daarna niks meer, maar dat vond ik niet erg. Zo heb ik een hele lange tijd geleefd. Tot ik op een gegeven moment aan de whiskey zat, en dacht: als ik zo door ga, wordt het mijn dood. Toen ben ik gaan researchen naar afkickklinieken. Iedereen dacht dat ik het niet zou redden, het mondde zelfs uit in een weddenschap. Onder het mom van: ‘we zien je straks wel weer in de bar.’ Maar ik heb nooit meer een drup gedronken. Ik leef inmiddels in het moment. De maatschappij is niet ingericht op het feit dat alcohol eigenlijk vergif kan zijn. Nog steeds is het stoer om te drinken, je bent eigenlijk geen man waarbij je het doet. Mensen vergeten waar alcohol eigenlijk voor bedoeld was, als ritueel, denk bijvoorbeeld aan champagne op oud en nieuw. En bier werd simpelweg gedronken omdat water te vervuild was.
Alcohol is dus eigenlijk helemaal niet gemaakt voor dagelijks gebruik. Dat geldt met alle verdovende middelen. Tenzij je het hebt over iets hebt als microdosing.