Skip to main content

‘Ieder mens is in het hart een drugsgebruiker, alleen labelt onze maatschappij wat onder drugs valt en niet’

 

 

 

 

‘Op mijn achttiende verloor ik mijn vader, de band met mijn moeder was op zijn zachtst gezegd slecht. Ik zat totaal niet lekker in mijn vel en begon te experimenteren met drugs. Eerst speed, daarna coke. Dat laatste ging ik roken toen ik naar Amerika verhuisde. Op een gegeven moment rookte ik drie gram per dag. Toch vond ik niet dat ik verslaafd was, omdat ik naast mijn gebruik hard werkte en veel geld verdiende. Het had geen effect op mijn dagelijks leven, dacht ik.

Tot ik op een dag wakker werd na mijn nachtdienst en mijn auto scheef voor de deur geparkeerd zag staan. Ik bleek zwaar onder invloed vanaf mijn werk 42 kilometer te hebben gereden naar huis, maar had geen idee hoe ik thuis was gekomen. Een goede vriend was mijn gedrag zat, op zijn aandringen besloot ik mij diezelfde dag in te schrijven bij een kliniek. Daar aangekomen wilde ik in eerste instantie niet tekenen voor opname, maar voor ik het wist lag ik drie dagen vastgeketend op bed. 

In de praatgroep leerde ik iemand kennen met een schrijnend verhaal. Mijn problemen verbleekten bij wat hij had meegemaakt. Ik wilde niet langer meer in een slachtofferrol blijven hangen en mijn jeugdtrauma’s als excuus voor mijn drugsgebruik zien. We raakten bevriend, na onze opname verhuisden we samen naar Tenerife om te soulsearchen. Dat werd al snel een terugval in extreem drugsgebruik, alles was geoorloofd. Na een aantal maanden was ons geld op. We leefden een aantal maanden sober op het strand en vouwden, om wat geld te verdienen, strandbedjes op. 

Op mijn 23e verhuisde ik naar Italië waar ik mijn eigen bar begon. Ik heb daar voor het eerst een spirituele ervaring gehad. Ik besefte dat we ons zo druk maken om hoe we door anderen worden gezien, terwijl we veel meer aandacht moeten besteden aan ons eigen oordeel. Dat ik deze ervaring helemaal nuchter beleefde, deed mij beseffen dat ik helemaal geen drugs nodig heb. Ik gooide het roer om, wilde de controle terugkrijgen.

Sporadisch neem ik tegenwoordig nog een half pilletje, verder gebruik ik al meer dan 22 jaar geen harddrugs meer. Ik houd het bij alcohol en blowen. Dat laatste is voor mij als een kopje thee. Ieder mens is in het hart een drugsgebruiker, alleen labelt onze maatschappij wat onder drugs valt en niet. Want waarom is bijvoorbeeld een biertje wel geaccepteerd? Drugsgebruikers moeten niet langer worden gezien als junks. Voor de een is gebruik ontspanning, de ander komt ermee in aanraking – net als ik – door onderliggende problemen. We moeten stoppen met veroordelen. De dialoog aangaan is de eerste stap, het gebruik in de openbaring brengen een tweede. Misschien duurt het nog tien jaar in Nederland voordat het stigma verdwijnt, maar het is een marathon die we moeten lopen.’